door Jacques Linssen – Cement
Op 22 mei was in Nieuwegein de eerste Dag van de Constructeur, de opvolger van de Constructeursdag. Belangrijk onderdeel van het evenement was het Constructeursdebat. Dagvoorzitter Meindert Schut vroeg de drie panelleden naar hun visie over constructieve veiligheid. Aan tafel Ton Hillen – CEO van Heijmans, Joost Ector – managing partner bij Ector Hoogstad Architecten en Rudi Roijakkers – technisch directeur bij ABT.
“Constructeurs moeten de verantwoordelijkheid naar zich toe trekken”
Constructieve veiligheid staat volop in de belangstelling en iedereen heeft er wel een mening over. Dat geldt zeker voor de drie panelleden. Sommige verbeteringen lijken voor het oprapen te liggen. Bijvoorbeeld dat er één centrale partij nodig is die constructieve veiligheid en vooral de samenhang daarbij bewaakt. Hillen stellig: “Er zijn veel goedbedoelde initiatieven om helderheid te krijgen in de verantwoordelijkheidsverdeling. We hebben bijvoorbeeld kruisjeslijsten in het leven geroepen. Maar we houden ons er niet aan. Er moet dus één partij komen die hierin verantwoordelijkheid neemt.”
Wat Hillen betreft moet die rol door de constructeur worden ingevuld. Hij hekelt het Calimero-gedrag van de beroepsgroep: “Het is een ideale kans voor jullie als constructeurs om de verantwoordelijkheid naar je toe te trekken. Durf die kans te pakken! Wat mij betreft verankeren we het zelfs in de wet.”
Maar wie is dan ‘de’ Constructeur, vraagt Roijakkers zich af. “Dé constructeur bestaat niet. Een constructeur kan verschillende rollen hebben en die kunnen binnen een project ook nog eens wisselen. Vooral daar moet meer duidelijkheid over komen. Te meer omdat projecten steeds complexer worden en dat de bouw steeds meer versnipperd raakt. Daar moeten we iets mee. Maar zorg dan wel voor een duidelijke oplossing. Als we één partij verantwoordelijk maken, dan wel volledig. Halfbakken oplossingen moeten we zien te voorkomen.”
Ector beaamt dat: “Rollen in het bouwproces lopen vaak dwars door elkaar heen. Er zitten structureel weeffouten in het systeem. Als constructeurs een interessant businessmodel kunnen maken van de coördinerende rol, moeten ze dat vooral doen. Maar ik ben er niet voor om dat van bovenaf op te leggen.”
“Als we één partij verantwoordelijk maken, dan wel volledig”
Professionele tegenspraak
Hoe die coördinatierol van de constructeur precies wordt uitgewerkt, is dus nog maar de vraag. Niet iedereen is het er ook over eens of constructeurs voldoende tegenspaak kunnen bieden in het proces. Voor Roijakkers bestaat daar geen enkele twijfel over: “Natuurlijk kunnen wij dat. Het is ons vak om constructieve veiligheid te waarborgen. Het bieden van tegenspraak is zelfs onze plicht. Maar we zitten als constructeurs soms in een lastig parket. Hoe dan ook moeten we staan voor constructieve veiligheid en moeten we duidelijk maken wat daarvoor nodig is. Ook moeten we onze opdrachtgever meegeven als iets slimmer, goedkoper of duurzamer kan. Pas als een opdrachtgever of architect na diverse waarschuwingen volhardt, moet je kijken hoe je zijn oplossing mogelijk maakt.”
Hillen en Ector zijn kritischer. “Je ziet dat constructeurs regelmatig zwakke knieën hebben”, aldus Hillen. “Je moet ook best sterk in je schoenen staan om een partij van wie je financieel afhankelijk bent, tegen te spreken. Maar we moeten vaker zeggen waar het op staat, ook al wordt het er dan niet gezelliger op. Het is overigens typisch voor de bouw, ook bij ons als bouwbedrijven. Er zijn vooral techneuten werkzaam. En het typerende van een techneut is dat hij er alles aan wil doen om iets mogelijk te maken. En heel generaliserend gezegd is communicatie niet de sterkste competentie van techneuten.”
Ector: “Constructeurs zijn te aardig. Jullie verzinnen een oplossing voor de meest dwaze ideeën. Geef veel vaker aan dat iets echt flauwekul is. Daar ligt overigens ook een taak voor ons als architecten en opdrachtgevers. Wie integraal ontwerpen serieus neemt, organiseert zelf die tegenspraak. En doe dat op tijd, nog voordat een het idee is gevormd. Je moet het moment voor zijn dat een architect verliefd raakt op een idee. Dat geldt ook voor duurzaamheid. Te snel denken we na over how en what, terwijl de why-vraag eerst moet worden beantwoord. Ik ben een ervoor dat wij zelf duurzaamheidsambities neerzetten. Als een opdrachtgever daar niet in mee wil, dan niet. Maar dan zou die een andere partner moeten zoeken.”
“Je moet het moment voor zijn dat een architect verliefd raakt op een idee”
Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen
Het belang van een goede borging van de constructieve veiligheid is ook tot de politiek doorgedrongen. Recent heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen. Maar of die wet iets gaat betekenen voor de rol van de constructeur is maar zeer de vraag. Hillen moet alvast niets hebben van de wet. “De wet is bedoeld om de kwaliteit voor consumenten te vergroten. Maar er zijn al allerlei garantieregelingen waarbij die kwaliteit wordt gewaarborgd. Dat is dus al prima geregeld. En om juist nu de taak van bouwtoezicht te schappen, vind ik heel onverstandig. Die extra ogen zijn hard nodig om af en toe tegenspel kunnen bieden. Maar over de rol van de constructeur zegt de wet niets. Neem dáár iets over op in de wet. Dan zou hij al een stuk zinvoller worden.”
Roijakkers ziet wel de positieve kanten. “Dat de bouwers meer verantwoordelijkheid krijgen voor het borgen van kwaliteit is een goede zaak. Ook voor consumenten wordt daarmee duidelijker wie er verantwoordelijkheid draagt. Maar we moeten niet vergeten dat dat Bouwtoezicht echt kan helpen om de kwaliteit te verbeteren.” Ook volgens Roijakkers wordt de rol van de constructeur er niet duidelijker op met de nieuwe wet. Maar van het wettelijk vastleggen van die rol is hij geen voorstander.
Ector ziet eveneens de meerwaarde van de wet Kwaliteitsborging. “Voor gemeentes wordt het steeds moeilijker goede mensen te vinden die deze steeds complexere taak op zich kunnen nemen. Daarom geven bouwbedrijven nu vaak zelf al invulling aan de kwaliteitsborging. Die wet dwingt dus eigenlijk iets af wat we al doen.”