Eind oktober 2020 werd Arjan Habraken door VNconstructeurs uitgeroepen tot Constructeur van het Jaar. Tegelijkertijd werd Marijn Bruurs verkozen tot Talent van het Jaar. In zes afleveringen in Cement geven beiden hun visie op het vak. In deze eerste aflevering maken we nader kennis met Habraken aan de hand van een vraaggesprek met Bruurs.
Het werk van Marijn Bruurs (Talent van het Jaar 2020) en Arjan Habraken (Constructeur van het Jaar 2020) toont aardig wat overeenkomsten. Zo houden ze zich beiden bezig met innovaties en digitalisering. Maar de omgeving waarin ze werken is totaal verschillend. Habraken heeft meerdere banen en is grotendeels eigen baas (zie profiel onderaan dit artikel). Bruurs werkt voor een groot ingenieursbureau, Witteveen+Bos. Aan de hand van diverse vragen probeert Bruurs de verschillen te duiden en een beeld te krijgen bij wat Habraken beweegt.
Waarom ben je gaan ondernemen?
Ik heb 12 jaar bij Arup gewerkt en dat vond ik geweldig. Al is er in die jaren voor mij veel veranderd. Na een periode in Londen, begonnen we met drie man in Amsterdam. Toen ik stopte waren dat er zo’n 85. Er kwamen veel managementtaken bij. Dat ging ten koste van wat ik echt leuk vond: het ontwerpen. Ik had het razend druk, maar dat was het probleem niet. Het probleem was stress. Er is een groot verschil tussen het druk hebben en stress ervaren. Ik had vaak een beeld van een gewenst resultaat, maar de afhankelijkheid van de inzet van het gehele team leverde mij veel spanningen op. Ik liep uiteindelijk zelfs tegen het overspannen zijn aan. Er waren momenten dat ik mijn emoties niet meer onder controle had. Toen wist ik: het roer moet om.
Een van de ideeën die ik had, was voor mezelf beginnen. Met mijn werk op de TU had ik een goede basis voor als het mis zou gaan. Dat was erg plezierig, zeker omdat mijn vriendin op dat moment hoogzwanger was. Uiteindelijk heb ik de knoop doorgehakt en ben ik weggegaan bij Arup. Het was een radicale stap. En eenvoudig vond ik het niet. Mijn hart ligt nog steeds bij Arup.
Foto: De nieuwe vleugel van het Stedelijk Museum Amsterdam (foto: John Lewis Marshall / Wikipedia)
Je werkt aan projecten over de hele wereld, welke uitdagingen brengt dat met zich mee?
De manier van werken is overal anders. Dat heb ik ervaren tijdens al de buitenlandse projecten bij Arup. Maar ook nu nog ondervind ik dat regelmatig. Denk bijvoorbeeld aan de hiërarchie in een land als Zuid-Korea, waar ik met UN Studio voor een week op werkbezoek was. Of aan Engeland waar mijn directe Nederlandse aanpak niet altijd werd gewaardeerd. Maar zelfs dichtbij in België is de wereld anders. De gesprekken voor en na een vergadering zijn er vaak belangrijker dan de bespreking zelf.
Het gaat om het vermogen je open te stellen, pas dan kun je goed en efficiënt communiceren. En uiteindelijk blijkt dat je, met wie of waar dan ook, altijd wel iets gemeenschappelijks hebt. Als je het over iemands passie hebt, zie je diegene openbloeien, hoe gereserveerd hij of zij aanvankelijk ook was.
Wat zijn de grootste veranderingen die je in je werk hebt meegemaakt?
De grootste verandering zit hem in de wijze waarop we constructieve modellen maken en analyseren. We zijn van het tekenen met de hand naar 2D, naar 3D, naar parametrisch ontwerpen gegaan. Maar de echt grote verandering maken we nu mee, waarbij computers ons helpen multidisciplinaire ontwerpvarianten te genereren.
Hoe zie jij het constructeursvak over 25 jaar?
Dat is dan flink veranderd, en die verandering is nu al ingezet. 25 jaar is ver weg, ik denk dat ons vak er over 5 jaar al heel anders uitziet. Externe factoren, zoals het gebrek aan grondstoffen, de noodzakelijke beperking van CO2-emissies en stikstof en de veranderende samenleving vragen om andere bouwwerken. We moeten veel meer samenhang vinden tussen disciplines en alle fasen in het bouwproces. Het vak wordt alleen maar breder en dat dwingt tot meer integratie. Wij als constructeurs moeten meer buiten ons eigen vakgebied gaan denken door na te gaan wat een constructie kan bijdragen aan andere disciplines.
Met een alsmaar groter wordend web, wordt de spin in dat web steeds belangrijker. Constructeurs spelen hierbij een cruciale rol. De vraag is of de term constructeur uiteindelijk nog wel dekkend zal zijn.
Daarnaast zal automatisering ons werkproces enorm veranderen en neemt de computer steeds meer berekeningen over. Dit is overigens ook gevaarlijk. Hoe houden we de constructieve veiligheid gewaarborgd met steeds complexere structuren en blackbox-uitwerkingen? Blijft de constructeur wel een constructeur of is het een IT-specialist? Dat laatste hoop ik niet. IT’ers en constructeurs moeten elkaar versterken, nooit vervangen.
Ontwerpstudie voor een flexibel, in de tijd aanpasbaar hybride woonconcept (bron: MDLX)
Had je ooit verwacht dat je twee robots in het structures lab op TU/e zou hebben staan?
Als we kijken waar onze interesse ligt op de TU/e en wat we met robots kunnen bereiken, was de aanschaf van de robots logisch. De voorbeelden die we zien bij andere universiteiten versterken dit alleen maar. Ik heb mezelf voor de aanschaf ingezet, zodat we deze ontwikkelslag zo snel mogelijk konden opstarten. Studenten vinden het ook enorm interessant om hiermee te werken. Maar we moeten het in perspectief zien. Bij andere faculteiten op de TU/e zijn ze bezig met het WK voetbal met robots terwijl wij nog stenen aan het stapelen zijn. We hebben nog een interessante ontwikkeling te gaan, niet alleen in de productie maar zeker ook in de automatisering op de bouwplaats.
Wanneer besefte je dat duurzaamheid een van de belangrijkste aspecten is van het constructeursvak?
Als je de bouw vergelijkt met andere industrieën, schrik je hoe ver we op dit terrein achterliggen. Maar misschien nog wel belangrijker is het besef hoeveel impact de bouw op de natuur en het welzijn van mensen heeft. Ik voel me soms best schuldig over wat wij als bouw in het verleden hebben neergezet. Dat er bij mij mij tijdens mijn studie niet al een belletje is gaan rinkelen!
Welke belangrijke veranderingen in het onderwijs zou je graag zien?
Een milieulastberekening moet, naast de controle op sterkte en stijfheid, standaard onderdeel worden van het ontwerpproces. En dat begint in het onderwijs. Er moet ook integraler naar ontwerpen worden gekeken. Prestaties van de constructie kunnen niet afzonderlijk worden beoordeeld. Het kan goed zijn dat een materiaal dat voor de constructie niet het meest ideaal is, dat voor het gebouw als geheel wel is, rekening houdend met alle disciplines. In die zin moeten we onze studenten breder opleiden. Maar er moet ook ruimte zijn voor specialismen. Hierbij zal de samenwerking met andere faculteiten deze ontwikkeling op ons vakgebied enorm versterken en zal het studenten in staat stellen om vergaande innovaties mogelijk te maken.
Verder vind ik dat de manier van lesgeven en toetsen beter kan, ook al kost het veel energie. We gaan nu uit van een leerfase en een toetsfase die eindigt met een beoordeling. Maar je leert pas echt als je weet wat je fout hebt gedaan. Nu weten studenten dat vaak niet en nemen ze foutieve kennis mee. Dat is bijzonder kwalijk.
Wat is je advies voor jonge en aankomende constructeurs?
Verdiep je goed in alle mogelijkheden die het vak te bieden heeft, dat zijn er heel veel. En breng een duidelijke focus aan. Wil je specialist worden of juist breed en verbindend actief zijn? Ga daarbij vooral uit van je waar je passie ligt. Verder adviseer ik studenten stage te lopen bij een bedrijf. Het geeft je veel meer inzicht in het vak. En je kunt het zien als een lange sollicitatieperiode. Ook de keuze voor je afstudeeronderwerp is heel belangrijk; dat geeft richting aan de start van je carrière.
Wanneer is een constructief ontwerp voor jou geslaagd?
Het bouwwerk is niet het doel op zich, maar een middel om mensen hun doel te laten bereiken. We moeten dus gebouwen maken waarin mensen zich comfortabel voelen, hun werk kunnen doen, sociale contacten kunnen onderhouden. Het kan ook zijn dat een bouwwerk iets losmaakt bij mensen, dat het ze raakt. Wanneer een gebouw niet als losstaand object wordt gezien, maar als iets dat een beleving faciliteert, dan is het voor mij geslaagd. Het constructief ontwerp moet aansluiten op de visie van de architect om dit mogelijk te maken.
Verder speelt duurzaamheid natuurlijk een steeds grotere rol. Al is het niet zo dat je met biobased materialen automatisch een goed gebouw hebt. Een biobased gebouw zonder functie is niet duurzaam.
Foto: Bij de renovatie van EDGE Amsterdam West werd een lichte koepelconstructie boven de binnentuin gerealiseerd (foto: Gerard Tesselaar)
Waarom hecht je veel waarde aan het vroeg kiezen voor een bouwmethode?
Een goed ontwerp houdt rekening met bouw- en productiemethode. Daarmee worden veel risico’s voorkomen. Niet alleen technische risico’s, maar ook op het gebied van planning en bouwkosten. Een vooraf goed overwogen productie- en bouwmethode zal bovendien resulteren in een verlaging van materiaalgebruik, afval, bouwfouten en ongevallen. Te vaak maakt een constructeur een analyse van alleen de eindfase en moet de aannemer de bouwfasering berekenen. Terwijl de uiteindelijk interne krachtswerking mede wordt bepaald door de bouwmethodiek. Dat is niet los te koppelen.
Waarom ben jij verkozen tot Constructeur van het Jaar?
Als je naar de criteria kijkt – met thema’s als innovatie, maatschappelijke relevantie, onderzoek, kennisoverdracht en ondernemerschap – voldoe ik aan het plaatje. Maar ik heb me wel afgevraagd of dat de titel Constructeur van het Jaar rechtvaardigt. Er zijn collega’s die op bepaalde punten veel beter zijn dan ik. Met andere criteria hadden zij de titel misschien verdiend. Neemt niet weg dat ik er heel blij mee ben. Ik merk dat er meer interesse is in mijn visie op de bouw en dat ik voor steeds grotere projecten word gevraagd. Misschien dat deze titel die ontwikkeling nog verder versterkt.
Profiel ir. Arjan Habraken
Habraken heeft drie banen. Die zeggen eigenlijk al veel over wie hij is. Zijn passies en interesses komen erin samen. Globaal zijn ze samen te vatten tot ontwerpen en lesgeven. Bij SIDstudio adviseert hij over bijzondere lichtgewicht constructies, bij MDLX houdt hij zich bezig met modulaire houtconstructies en op de TU/e doet hij aan onderzoek en draagt hij zijn kennis en kunde over aan een nieuwe generatie ingenieurs.
Er is een duidelijke rode draad te ontdekken: duurzaamheid. Wel zijn er verschillende focuspunten. Bij SIDstudio heeft Habraken een adviserende rol binnen ontwerpteams, bij MDLX is hij verantwoordelijk voor het hele proces, van ontwerp, productie en uitvoering tot hergebruik en op de TU gaat het vooral om innovatie en kennisdeling.
Werk
2015 – heden Partner MDLX
2011 – heden Eigenaar SIDstudio
2001 – heden Universitair Docent TU Eindhoven
2000 – 2011 Constructief ontwerper en groepsleider Arup
1997 – 2000 Constructeur Octatube
1996 – 1997 Constructeur Goudstikker de Vries
Opleiding
1990 – 1996 Civiele Techniek TU Delft
1998 – 2004 Bouwkunde TU Eindhoven
Het origineel van dit artikel verscheen op Cementonline op 4 maart 2021 en is overgenomen met toestemming van de uitgever.