Tijdens het door VNconstructeurs, NEN en COBc georganiseerde seminar over robuust construeren, gingen de ruim 60 deelnemende constructeurs met diverse deskundige sprekers in dialoog over de recente ontwikkelingen. Belicht werden onder andere de ervaren lacunes in de huidige regelgeving en (Europese) normen, de effectiviteit van methoden als trekbanden en alternatieve draagweg en de praktijkervaringen daarmee bij zowel ontwerpend als toetsend constructeurs.
Johan Galjaard, lid van de NEN-werkgroep Robuustheid, presenteerde een voorstel voor een Robuustheid-Effect-Rapportage. Deze RER is bedoeld om constructeurs te helpen bewust en gestructureerd inzichtelijk te maken welke onderdelen van een bouwwerk specifieke aandacht nodig hebben in het kader van een robuust ontwerp. Vrijwel alle aanwezigen reageerden enthousiast op het voorstel en steunen op die manier de NEN-werkgroep bij het voornemen tot verdere uitwerking en mogelijk inbedding in nieuwe normen en regelgeving.
Bestaande regels onduidelijk; brengen nieuwe Eurocodes verbetering?
Linda Schetters van Iv-Consult sprak over de wijze waarop Robuustheid in de bestaande Eurocodes wordt behandeld. Haar conclusie was niet mals: de regels over robuustheid zijn niet duidelijk, spreken elkaar deels tegen en sluiten onvoldoende aan op de Nederlandse bouwpraktijk. Specifiek wanneer het gaat over onbekende belastingen als gevolg van niet vooraf bekende risico’s, kan de constructeur niet anders dan zelf zijn gezond verstand gebruiken. Nu is dat altijd gewenst, maar de aanwezigen in de zaal gaven aan concrete handvatten zeer op prijs te stellen.
Robby Caspeele van de Universiteit van Gent, lichtte vervolgens de opzet van de nieuwe Eurocodes toe. Direct in het begin van zijn presentatie stelde hij met lichte Vlaamse ironie vast dat constructeurs gerust kunnen zijn: in de nieuwe normen wordt het niet veel beter! Caspeele gaf inzicht in diverse ontwerp-normteksten en deed suggesties voor verbeteringen. Maar zijn boodschap was: daar zal in het Europese normalisatieproces waarschijnlijk weinig van overblijven.
Gezond verstand, risicobenadering en in gesprek blijven
Als de normen geen concrete handvatten geven, dan moet de constructeur zelf aan de slag op basis van zijn expertise. De sprekers haalden diverse praktijkvoorbeelden aan om te illustreren welke methoden kunnen worden toegepast en hoe daarmee kan worden omgegaan. Zowel Gerard van Engelen van Arcadis als Jan Meester van bureau Hageman concludeerden dat de bekende methoden niet altijd effectief zijn, en dat dus maatwerk nodig is. Belangrijk daarbij is dat de ontwerpfilosofie en de onderbouwing voor gemaakte keuzes goed vastgelegd zijn in de ontwerpnota’s. Dat vergemakkelijkt het gesprek met de opdrachtgever en met Bouw- en Woningtoezicht in het kader van vergunningsverlening.
Zowel Dick Bezemer van BWT Rotterdam als Freek Schaap van BAM constateerden dat het hier in de constructeurspraktijk nog wel eens aan schort. Beiden zien grote verschillen tussen ingediende stukken en zien dat als belangrijke oorzaak van lastige discussies. Op de vraag uit de zaal waarom er toch zulke grote interpretatieverschillen tussen gemeentes zijn, gaf Bezemer aan veel te zien in een goede risico- of impactanalyse, op basis waarvan een goed gesprek mogelijk is.
Die risicobenadering werd door Arno Willems van Iv-Infra heel tastbaar gemaakt. Met enkele voorbeelden uit de infrastructuur liet hij zien hoe dat praktisch vormgegeven kan worden. Met de FMECA methode (Failure Mode Effect and Criticality Analysis) breng je systematisch in beeld welke faalmechanismen er zijn, hoe kritisch deze zijn voor een robuuste constructie en op basis daarvan kan je gericht beheersmaatregelen nemen. De vertaling naar de bouw kan prima worden gemaakt, zo stelde hij.
Robuustheid-Effect-Rapportage wettelijk verplichten?
De avond eindigde met de presentatie van de al genoemde RER. Simpel gezegd een analyse waarbij aan de hand van twee factoren (incasseringsvermogen van de constructie en ernst van de gevolgen bij falen) wordt bepaald welke delen van de constructie specifieke aandacht nodig hebben bij het bepalen van extra maatregelen voor robuustheid. Toepassing van de RER op een concreet project door ABT liet zien dat met relatief beperkte inspanning een goed inzicht mogelijk is. Galjaard concludeerde dat met de voorgestelde methode de ontwerpend constructeur systematisch zijn gebouw op robuustheid kan analyseren en deze analyse als ontwerpuitgangspunt voor de uitvoering kan vastleggen. Voor de coördinerend en/of deelplan-uitwerkende constructeurs biedt de RER een systeem om onderdeel voor onderdeel volgens deze methode uit te werken. Tenslotte kan op basis hiervan ook systematisch worden getoetst.
Uit de dialoog met de aanwezige constructeurs volgden een aantal relevante suggesties voor verdere uitwerking.
De meeste aanwezigen steunen dan ook de gedachte om het instrument binnen de NEN-werkgroep verder uit te werken en te proberen de RER in de Europese normen te verankeren. Mocht dat niet lukken, en dat is gezien de presentatie van Robby Caspeele een reëel scenario, dan kan worden ingezet op een nationale bijlage of een NPR.