Als aankomend constructeur heb je het momenteel voor het kiezen. Een blik op de vacaturepagina van Cement bevestigt dit inmiddels vertrouwde beeld. Iedereen zoekt naarstig naar constructeurs. Toch: buitenlandse constructeurs zijn relatief makkelijk te vinden. Maar hun gebrek aan kennis van de Nederlandse taal vormt een struikelblok. En zijn ze eenmaal aangenomen, dan worden deze expats alsnog buitengesloten van het Nederlands onderonsje in de bouw. Een expatcrisis zonder spreidingswet?
Deze column van Diederik Veenendaal is eerder verschenen in Cement
–
–
Bij mijn eigen bureau werk ik al jaren met jonge, buitenlandse talenten, die graag naar Rotterdam komen. In de Rotterdamse en andere havens gebruikte men een eeuw geleden al de term ‘steenkolenengels’ als de taalbeheersing niet op niveau was. “Alle hens aan dek’’ in plaats van all hands on deck. Maar inmiddels staat ons land bekend om de hoge Engelse taalvaardigheid van zijn bewoners. Kortom, een goede plek voor mijn internationale team. Toch kunnen ze niet volledig meedoen. Evenementen – Dag van de Constructeur, Beton Event, Staalbouwdag – zijn geen plek voor hen. Cursussen van het PAOTM en het HTI zijn niet of nauwelijks in het Engels. Vakbladen als Cement, De Ingenieur en het Houtblad zijn in het Nederlands, evenals onze Nationale Bijlagen en andere richtlijnen. De route naar het Constructeursregister ligt voor hen niet bepaald voor de hand. Zo ontstaan er twee werelden, één voor Nederlandstaligen en één voor niet-Nederlandstaligen.
Zo ontstaan er twee werelden, één voor Nederlandstaligen en één voor niet-Nederlandstaligen
In de dagelijkse praktijk lijkt Nederlands onontbeerlijk. Vreemd genoeg is het niet in strijd met het vrije verkeer om Nederlands te verplichten bij vergunningsaanvragen, ook al is meertaligheid binnen de EU een groot goed. Ik vraag me af of een omslag hierin mogelijk is. Met name in Nederland, waar de positie van onze eigen taal niet eens grondwettelijk is vastgelegd. De wind waait vooralsnog een andere kant op. De grootste politieke partij van ons land hecht veel waarde aan behoud van Nederlands in overheidssferen en in het onderwijs.
Hoe anders was dit toen ik studeerde aan de TU Delft. In 2002 zette de Tweede Kamer met een bachelor-masterstructuur een ‘eerste stap naar een meer flexibel en internationaal georiënteerd hoger onderwijsbestel’. Die overgang kostte mij enkele maanden extra studietijd – wat overigens geen straf was. Wel werd het onderwijs soms pijnlijk. Colleges werden door gebrekkig Engels soms in versimpelde vorm gegeven. Met het beste steenkolenengels maakten docenten kans op een Worst Teacher Award, met – jawel – een worst als hoofdprijs. “Don’t let the cheese eat off your bread.”
Nu, twee decennia later, zijn we overgeleverd aan een merkwaardige taalsandwich, met een Nederlandse bachelor, een Engelse master en Nederlandse bouwsector. Als gevolg verviervoudigde het aantal internationale studenten tot 128.000, aldus het CBS. Docenten bij beide TU’s beamen deze toename, ook bij studierichtingen voor constructeurs. Toch blijft het moeilijk om goede mensen te vinden. Men ziet minder constructeurs van de opleidingen komen en kijkt daarom al een tijd over de grenzen. Taal is soms geen vereiste meer. Wel wordt soms het leren van Nederlands ondersteund en aangemoedigd.
Hoe dan ook, de buitenlandse constructeur staat in ons midden. Maar die heeft, vanuit het buitenland of zelfs vanuit onze eigen opleidingen, niet bepaald een zachte landing. Hoe kan dit beter? Natuurlijk kunnen zij de taal machtig worden, maar het helpt als taalcursussen laagdrempelig worden aangeboden. Andersom kan er meer in het Engels. Ik vind de Engelse versie van het boek ‘Krachtswerking’ van Bouwen met Staal geweldig, een ‘must’ voor de constructieve expat. Bij YouCon verzorgde mijn team recent voor het eerst een lezing in het Engels; dat smaakte naar meer. Ik juich meer mogelijkheden toe voor niet-Nederlandstaligen om te netwerken en te integreren.
De buitenlandse constructeur heeft niet bepaald een zachte landing
Of AI dit allemaal teniet doet, omdat we straks met een eigen universele vertaler – een ‘babelfish’ – rondlopen, weet ik niet. Tot die tijd kunnen we ook op onze eigen taal letten. De woorden expat of kennismigrant hebben niet dezelfde negatieve connotaties als immigrant voor velen heeft, maar suggereren wel iets van tijdelijke aard. En daarmee ontstaat een drempel om in hen te investeren en andersom. Dan blijft het bij wat kennis en werkervaring opdoen. Liever kan de buitenlandse collega-constructeur zich – als die daarvoor kiest – dit land, de cultuur, en wellicht de taal eigen maken. En hier niet alleen prettig wonen en werken, maar ook leven, ervaren, genieten, en gedijen. Hoeveel rijker zou hun leven, en daarmee het onze kunnen zijn?
Ik besluit met de hoopvolle ervaringen die Felipe Simões van IFS Building Systems uit Gouda naar aanleiding van een oproep met mij deelde – ik hoop dat ze inspireren tot toenadering en tot daden. Felipe moest het stokje overnemen van een senior constructeur (Willem), maar hij was terughoudend door zijn gebrekkige Engels. “But it was magical to lay out some formulas on top of some sketches, and see the positive nodding of Willem shattering the language barrier right there! Of course I still have a million questions about what to do next, and how can I improve professionally and expand my knowledge, but reading your message, I felt the winds of change once again. For me, structural engineering has been the perfect way to pursue my dreams, transforming what began as an aspiration into reality. We share this journey in some way, and I’m thrilled to say that so far I’m making it here, in the Netherlands.”
Deze column is tot stand gekomen met dank aan de input van Roel Schipper (TU Delft), Arjan Habraken (TU Eindhoven), Chris Bosveld (Pieters Bouwtechniek), JanWillem Breider (Arup), Bertus van Woerden (Rijkswaterstaat), Hans Laagland (Witteveen+Bos) en Felipe Simões.
–
–
Deel deze pagina
Meer weten over dit onderwerp?
Frank Kaalberg |